Re-connect

OK, so there are Dutch people returning to the Netherlands after some time abroad. Who have to re-connect to being Dutch. I found just such a Dutchman in Gijs Moes, who published an article in my daily yesterday.

Moes focuses on IJburg, the part of Amsterdam that is still in the making. It will be built on man-made small islands in the IJsselmeer. “Everything is planned, ordered and clean. Which is a shock for people returing from Belgium – or from other countries. Where the rest of the world builds [houses] the way individual property owners like, building in the Netherlands is strictly regimented. Dutch design, sober, functional, with a splash of colour or a strange corner here and there“.  Moes goes on to state that the Dutch, in contrast, move loosely through this strictly-ordered space. In contrast with the Belgians, who are much more formal in their behaviour  – from kindergarten onwards.

Most interesting observation: This loosely moving, sometimes uncouth people that live in regimented houses and estates (“chicken coops”,  the Fleming quips), leans to plan ahead where our southern neighbours don’t. This starts at school, and is a useful skill later in life. But expectations are also higher: where everything is planned, disappointment strikes when things don’t happen as planned. In Belgium no-one seems prepared for what is coming, and improvisation is a way of life.

Los volkje in strakke huizenblokken
GIJS MOES − 19/06/14, 00:00
Wie terugkeert uit het buitenland, ziet zijn vaderland met nieuwe ogen. Na zes jaar als correspondent in Brussel, moest ook Gijs Moes wennen aan veel wat typisch Hollands is. Vooral aan de stedenbouw en het onderwijs.

Zand en water bepalen ons uitzicht. En veel lucht natuurlijk, zoals het hoort in Holland. Het water is het IJsselmeer, of Markermeer zoals het hier eigenlijk heet. Maar ooit was het Zuiderzee en zo noem ik dit water het liefst. Hier lagen de schepen voor Pampus te wachten tot ze bij hoogwater konden doorvaren naar de haven van Amsterdam.

Het zand moet nieuw land worden. Het is de afgelopen maanden aangevoerd met schepen en vrachtwagens, zoals het jaren geleden ook is opgespoten waar nu onze woning staat. Eerst moet het zand inklinken en dan komen er nieuwe woningen en winkels – als het economisch vertrouwen er weer is om die ook echt te bouwen.

Want zomaar iets gaan bouwen, dat gebeurt niet in Nederland. Dat kan pas als er een ontwerp is, als vele commissies zich erover hebben gebogen en de politiek de plannen heeft goedgekeurd. Tot die tijd ligt er gewoon veel zand in het water, te wachten op procedures en politici. De wethouder wilde dat zand graag neerleggen in ons uitzicht, hij heeft net afscheid genomen en zo laat hij toch nog iets achter voor de toekomst.

IJburg moet veel groter worden, zeker twee maal zo groot als het nu is. Wie door de straten loopt ziet een gewone Hollandse nieuwbouwbuurt, wel wat stadser en steniger dan de gemiddelde Vinex-locatie, met iets meer architectuur – hier en daar mooi, soms ook erg lelijk. Minder rijtjeshuizen dan in een gewone Vinex-wijk dat wel, we zijn hier wel in Amsterdam, dus niet van dat tuttige.

Alles is gepland, strak en aangeveegd. Dat is de grootste schok voor wie terugkomt uit België, maar het zal voor ieder buitenland gelden. Waar de rest van de wereld bouwt zoals het uitkomt en zoals de toevallige grondeigenaren het mooi vinden, daar is alles in Nederland ontworpen. Dutch design: functioneel, strak, met hier en daar een geinig kleurtje of een rare hoek.

In België bouwen de mensen zelf. Ze kopen een stukje grond en zetten een huis neer dat ze mooi vinden. Of het in de omgeving past, een eenheid vormt met de andere bebouwing, laat staan of de buren het ook mooi vinden, dat kan niemand iets schelen. Er verandert wel iets in België, ook daar wordt inmiddels wat meer gepland, maar het blijven voorzichtige pogingen.

Belgische toestanden?

Zo voorzichtig zijn ook de Hollandse pogingen om de mensen zelf huizen te laten bouwen. Ja, dat mag hier en daar, soms zelfs in de buurt van de stad. Jaren geleden kondigde een staatssecretaris trots aan dat mensen meer zelf mogen gaan bouwen. Het kwam hem direct op kritiek te staan, want gleden we zo niet af richting ‘Belgische toestanden’?

Maar ondanks de al lang geleden aangekondigde politieke verandering is zelf bouwen nog steeds ongebruikelijk in Nederland. Op het Zeeburgereiland, een grote toevallige driehoek in het IJmeer, halverwege Amsterdam Centrum en IJburg, mag het wel. Daar verrijst nu een rij huizen die door de eigenaren zelf uitgekozen zijn.

Spectaculair is het verschil met de geplande wijken niet. De huizen in aanbouw zien er van een afstand betrekkelijk eenvormig uit. Dat is ook niet vreemd, want architecten en stedebouwkundigen hebben uitgebreide spelregels neergelegd voor de zelfbouwers: de kavels hebben een standaardbreedte en er geldt een maximale hoogte. Bovendien moeten de gevels van de huizen op een lijn staan.

Zo blijft Nederland met potlood en liniaal op de tekentafel bepaald, waar in België een meer schetsmatige invulling van de woonomgeving normaal is.

Gezellig is het overal wel, ook op IJburg. Zodra het mooi weer is komt iedereen naar buiten, mensen eten aan ruwhouten tafels voor de deur, roseetje of prosecco’tje erbij. Zo gezellig dat de vraag opkomt wat te doen als je daar even geen zin in hebt. Binnen blijven? Daar is het ook al gezellig.

Avontuurlijk gevoel

Echte ongezellige buurten, lelijke gebouwen, laat staan leegstaande panden zijn zeldzaam. In Brussel zijn die overal, ook wie net door een mooie oude art-decostraat wandelt kan om de hoek ineens in een gribus terechtkomen. Het geeft de stad wel een avontuurlijk gevoel dat in Amsterdam soms ontbreekt.

De heldere Hollandse planning valt ook op tijdens de Avondvierdaagse. Met de kinderen lopen we door de frisse, rechte straten, iedereen is opgewekt. Veel ouders hebben hun kinderen een merkwaardige verfrissing meegegeven: een halve sinaasappel met enkele pepermuntjes erin, verpakt in een zakdoek. De kinderen sabbelen er onderweg op. In Brussel gingen we nooit mee met uitstapjes, die lieten we over aan de school en aan de scouts, waar ze halve en soms hele zondagen doorbrachten zonder dat een volwassene er omkijken naar had.

Maar binnen de strakke Hollandse omgeving valt iets op. Hebben de mensen zich aangepast aan de strakke, geplande Nederlandse omgeving, lopen ze allemaal braaf in het gelid? Nee, juist niet. De Hollanders bewegen zich los, soms bijna losgeslagen, door hun aangeharkte straten en parken. Ze praten harder en lachen uitbundiger dan in Brussel. Misschien geeft de strakke omgeving hun juist die vrijheid.

Op school is het verschil heel duidelijk. In Brussel stonden de kinderen nog voor de schoolbel ging twee aan twee in de rij op het schoolplein. Wie zich buiten de rij begaf, werd tot de orde geroepen. En dat vanaf tweeënhalf, drie jaar, de leeftijd waarop de meeste Belgische kinderen naar school gaan – en dan meteen ook hele dagen. Als de bel klonk begaven ze zich, klas voor klas, naar binnen.

Op IJburg komen de kinderen ieder voor zich over het schoolplein aangerend of gesjokt, ze vormen eventueel groepjes en lopen dan naar binnen, de trap op en de klas in. De ouders lopen achter ze aan, om in de klas afscheid te nemen. Soms moet de meester ze wegkijken als de les gaat beginnen.

In Brussel kwamen de ouders nooit in de klas. Wie zijn kind eenmaal op school had gebracht, liet het daar over aan de zorgen van meester of juffrouw. Dat toevertrouwen was niet beperkt tot de schooluren. Ook voor school en erna konden de kinderen er terecht. Kosten: tachtig cent per uur, tweede kind half geld, derde een kwart. Geen vaste uren, iedere dag konden de ouders beslissen of ze hun kinderen al om half vier ophaalden of later, tot half zeven. De rekening, enkele euro’s, kwam aan het eind van de maand. Op IJburg staan de scholieren om twee uur weer buiten. Ja, want we hebben een continurooster, meldt de school trots. Dus geen gedoe met kinderen die tussen de middag naar huis gaan, daar is geen tijd voor. De boterhammetjes worden binnen een half uurtje opgepeuzeld.

In Brussel dacht niemand aan naar huis gaan tussen de middag, de kinderen hadden ruim de tijd om hun brood te eten – of een warme maaltijd natuurlijk. In Nederland is kinderopvang duur en de tijden moeten ruim van tevoren worden vastgelegd.

Ook binnen de school zijn de spelregels op IJburg losser. ‘Wat maken ze veel lawaai in de klas’, was een van de eerste opmerkingen van de kinderen, terug in Nederland. Waar in België de meester of juffrouw gebiedend ‘stilte’ riep, worden ze hier met pedagogisch verantwoorde aanpak tot rust gebracht. Kinderen praten door elkaar en vragen zomaar iets, zonder hun vinger op te steken en hun beurt af te wachten.

Maar de Nederlandse school verwacht wel veel. Binnen de losse spelregels moeten de kinderen zelf aan de slag, met projecten en presentaties. Ze mogen zelf van alles uitzoeken, als ze er niet uitkomen vragen ze het maar – eerst aan de klasgenootjes, dan pas aan de leerkracht. Klassikale lessen, zoals die in Brussel gebruikelijk waren, lijken hier nauwelijks voor te komen.

Resultaat: onze kinderen zoeken zelf veel uit, over botbreuken, thee, Zweden en Rusland. Maar of ze de tafels uit hun hoofd kennen blijft onduidelijk. Ze bloeien op, vinden de projecten leuk en storen zich niet meer aan de drukke kinderen en, niet onbelangrijk, ze worden met deze losse aanpak veel mondiger dan de kinderen in het Belgische onderwijs. De jongste doet er wat langer over om zich aan te passen aan de losse Nederlandse lessen. ‘Niks’, antwoordt hij in het begin als de juffrouw vraagt wat hij wil gaan doen. In zijn wereld hoort de juffrouw zoiets niet te vragen, ze moet gewoon vertellen wat er gaat gebeuren. Het losse, soms ongemanierde volkje dat woont in rechthoekige huizenblokken en op woonerven (‘kippenhokken’, schampert de Vlaming), leert wel beter plannen dan de zuiderburen. Dat begint al op school en het komt later goed van pas. Maar de verwachtingen zijn ook hoger: als alles gepland is, ligt de teleurstelling op de loer als het toch even anders loopt. In België lijkt niemand voorbereid op wat gaat komen en is improviseren een levenskunst.

Loodgieter

Het plannen gaat altijd door, IJburg is nog lang niet af. Er moet nog veel meer zand opgespoten worden, hele eilanden moeten er bij komen en vele duizenden woningen. Het stadsdeel dat nu ongeveer 15.000 inwoners telt, moet er ooit 40.000 herbergen. Dat lijkt nu ver weg, maar ooit zullen ze er wonen, daar zorgt de politiek wel voor. De Nederlandse bestuurders kijken graag vooruit, terwijl de grootste Belgische politicus van de afgelopen decennia zichzelf trots ‘loodgieter’ noemde. Hij loste de problemen wel op als ze de kop opstaken.

In het water waar wij over uitkijken komt ooit een nieuwe wijk. En zo wordt in heel Nederland gebouwd aan dijken, wegen en woonwijken. Het land is altijd voor de helft af, de rest moet nog komen. En als er geen land meer over is, maken er toch gewoon nieuw land bij? Zand zat.

« <-- previous post next post --> »