Sadness in small doses

Promised myself to read ‘Vincent van Gogh, the life’ at eastertime. This I started to do, but not at my usual speed-reading tempo. What I did not know is that the story of his early life  – at least up until page 248, where I am at present – is so very sad. And I can take sadness, but prefer it in small doses. So it took me 5 weeks to get to chapter 13, where Vincent will start drawing and painting. I do hope he will find some happiness in that, for he is definitely due some.

I’m always on the look-out for a view on the Netherlands from the outside – for I found I cannot provide such a view myself, being on the inside more than I knew. So I have to find some sources that look at my country with foreign eyes. The Vincent biography is a good source – the Netherlands in the 19th century seen through the eyes of two American scholars.

I’ll do quotes in Dutch here and find a translation later. Should have taken out the english version, but here we are …

IMG_0453

page 59 – 60: Mogelijk heeft Vincent tijdens deze wandelingen over de weidse, verlaten hei het bijzondere licht en de hemel van zijn geboorteland ontdekt: de unieke combinatie van zeevocht en veranderende wolken die kunstenaars eeuwenlang aan de grond hadden genageld. ‘Het meest harmonieuze land’ noemde een Amerikaanse schilder Nederland in 1887, ‘een lucht van het puurste turkoois, en een zachte zon wierp over alles een saffraangeel licht.’

Afgezien van de hemel en het licht waren de Nederlanders sinds tijden befaamd vanwege hun nieuwsgierigheid en het grondige kijken (Nederlanders vonden zowel de telescoop als de microscoop uit). De winderige woeste grond van Zundert bood eindeloos veel ruimte voor Vincents observatiekracht.

page 80: Zoals altijd bleken de Hollanders zeer inventief in het verzoenen van hun materialistische instincten en hun spirituele aspiraties: de rijken voelden gepaste schaamte over hun rijkdommen, terwijl ze die tegelijk aanmerkten als een teken van goddelijke genade. Zakelijk falen en faillissement bleven hoog op de lijst van doodzonden staan.

page 86: Of het nu ging om kwesties van God of geld, dit was de crux: de onveranderbare kern  van Nederlands succes: voor jezelf kunnen zorgen. Op dit elementaire niveau raakten de Nederlandse geestelijke en wereldijke ambities elkaar. Vroomheid of braaf werken – het ‘dagelijks brood’ dat ‘het zweet des aanschijns’ opleverde – was niet genoeg: niet in deze wereld en niet in de volgende. Er kon geen echt geestelijk succes zijn zonder dit minimale wereldse succes.

Dit was de les die Dorus zijn pachtende boeren bijbracht – en zijn zoon Vincent: ‘Blijf ons helpen door jezelf te helpen. ‘Zorg dat je onafhankelijk bent,’ schreef Theo van Gogh aan zijn jongere broer Cor, ‘want afhankelijk zijn is voor jezelf en voor anderen ellendig.’

Voor Vincent bestond er, net als voor Dorus, niets in een wereldlijk vacuum: natuur niet, religie niet, kunst niet. Alles en iedereen moest in déze wereld slagen om enige hoop te hebben op succes in de volgende.

page 152: Wegen speelden in Vincents verbeelding een even grote rol als in zijn dagelijks leven. Hij was grootgebracht op het platteland met kaarsrechte lijnen, met tot aan het verdwijnpunt bomen ernaast. Zijn moeder had hem al vroeg over de weg van het leven verteld, en zijn vader koesterde een prent van een begrafenisstoel die door een graanveld trekt. Het is geen verrassing dat Vincent toe hij opgroeide in iedere weg een reis zag en een leven in iedere reis. Als hij naar een landschap keek, zocht zijn oog altijd naar het pad. Hij hing in zijn kamer net zo’n prent op als zijn vader, met een woeste landweg die de verte in leidde.

page 166: Bij bezoeken aan Londense kunsthandels bleef hij met ‘diep genot’ bij schilderijen met Nederlandse taferelen hangen. Hij vertelde zijn leerlingen verhalen over ‘het land zonder bergen (…) waar de huizen en steden netjes zijn, als het speelgoed der reuzenkinderen uit Gullivers reizen’.

page 169: Dit was uiteindelijk de troostende kracht die in Vincents fantasie kunst met religie deelde: beide boden een beeldenwereld van verzoening en verlossing waarmee hij zijn eigen leven van mislukking en berouw kon herscheppen.

page 189: Alleen met hun [de werklieden] volharding en vertrouwen op ‘Gods zegen’, zei hij, kon ieder groot werk worden voltooid. Hij zag hen niet alleen strijden tegen de sponsachtige Amsterdamse grond – meer water dan modder, waardoor bergen zandvulling nodig waren – maar ook tegen de onvoorspelbare elementen. Met de verradelijke Noordzee slechts dertig kilometer naar het westen, en de knorrige Zuiderzee vlakbij in het oosten kwamen fatale stormen zonder waarschuwing opzetten. Dijken spoelden weg, draden braken, tijdelijke dokken werder verwoest, het zand waaide weg en het werk liep weken vertraging op. Maar de volgende dag keerden de arbeiders terug om de schade ongedaan te maken, de dijken bij te werken, de havenbomen weer vast te maken, de steigers te herstellen om dan, als God het wilde, de zee een beetje verder terug te duwen en de wallen een beetje hoger te maken.

Dat was de geschiedenis van Amsterdam, voor Vincents ogen opnieuw uitgevoerd.

page 188: Ook de haven tartte zowel de logica als de elementen. De haven was niet direct bereikbaar vanuit zee, maar kon alleen worden bereikt door een labyrinth van eilanden en ondiepten die snel opgevuld raakten met slib en puin, omdat aan beiden kanten van de waterweg land werd gewonnen. Vanwege verschuivende zandbanken en tegenwind moesten schepen vaak dagen voor de kust liggen, in afwachting van de juiste omstandigheden voor een sprintje naar de haven. Amsterdammers leken zich bewust van hoe onwaarschijnlijk hun stad was en van de tijdelijkheid van de triomfen. In tegenstelling tot de trotse burgers van ander grote Europese steden namen ze nooit de moeite monumenten te bouwen: geen grote boulevards, geen grote publieke ruimtes, geen torenhoge gedenktekens voor voorbije glorie. Critici betichtten hen ervan geen geloof in symbolen te hebben, alleen in het materiele geinteresseerd te zijn. Maar zowel voor de zaken als voor de symboliek was het duidelijk niet goed om op zand grootse bouwwerken te zetten.

Maar bouwen deden ze wel. En toen in 1876 het nieuwe kanaal naar de Noordzee openging, kreeg Amsterdam met een nieuwe uitbarsting van ongedacht succes te maken. Het faraonische werk waarvan Vincent vanuit het raam van zijn oom getuige was, was maar een van de honderden projectgen waarmee men was betonnen om de slaperige zeventiende-eeuwse stad het nieuwe industriele tijdperk in te jagen. Doe over van het IJ, de haven van Amsterdam, bulderde van de geluiden van ijzer, staal en stoommachines.  … De Amsterdammers waren zelfs aan monumenten beginnen te denken: een groot nieuw museum om – hoe kan het anders – de Gouden Eeuw te eren. Overal waar Vincent liep, zag hij de veelzeggende zandhopen – symbolen van tijdelijkheid én onophoudelijke inspanning – die bij ieder bouwplan hoorden. Ze getuigden allemaal dat hoop sterker zou zijn dan ervaring, de verbeelding sterker dan de werkelijkheid.

page 207: Tenslotte deelden kunst en religie de kenmerkende kracht van Vincents verbeelding: de kracht om te troosten, de kracht om licht in de duisternis te brengen, lijden in bemoediging te veranderen, verdriet in vreugde. Dat is wat grote kunst bewerkt, verklaarde hij, je vreugde bezorgen en je innerlijk leven voeden.

page 212: Het onderscheid tussen het vervaardigen van een kaart en het vervaardigen van kunst was nooit echt gemaakt in Nederland, ze dienden allebei om te verkennen en te beschrijven. In de Gouden Eeuw had er op Johannes Vermeers De Schilderkunst een kaart gestaan die zo precies was dat je ermee kon gaan varen. Vincent voegde aan de prenten op zijn muur kaarten toe en adviseerde Theo om dat ook te doen. Hij gebruikte kaarten, net als prenten, om beelden mee te monteren. Hij maakte gedetailleerde kaarten van de landen die hij bestudeerde en schreef vervolgens lange stukken uit zijn studieboeken op hetzelfde papier over, zodat de twee dingen één geheel werden.

 

« <-- previous post next post --> »